De Wageningen Universiteit doet in opdracht van provincie Flevoland onderzoek naar de het vlieggedrag van zeearenden en bruine kiekendieven in de buurt van
windmolens.
Er is inmiddels een aantal vogels voorzien van zenders. Zo kunnen de onderzoekers het vlieggedrag van deze vogels in de provincie (en daarbuiten) volgen. Met dit onderzoek hopen de universiteit en de provincie meer inzicht te krijgen in het vlieggedrag van deze roofvogels en welke effecten windmolens op dit gedrag kunnen hebben.
Gedeputeerde Harold Hofstra: “Flevoland is bij uitstek de provincie waarin dit onderzoek uitgevoerd kan worden. We hebben een bijzondere populatie roofvogels en tegelijkertijd zijn er ook grote ontwikkelingen op het gebied van windenergie gaande".
“Deze combinatie maakt dat wij het belangrijk vinden dat de theoretische modellen nu eens in de praktijk getest worden. Dit onderzoek gaat belangrijk inzicht geven of we in Flevoland op de goede weg zijn ten aanzien van de belangen van energie en natuur.”
Ontwikkeling
Niet alleen de roofvogels kunnen baat hebben bij dit onderzoek, maar ook juist de ontwikkelaars van windparken.
Gedeputeerde
Jop Fackeldey: “Dit onderzoek kan helpen om te bepalen welke middelen ontwikkelaars van windparken kunnen inzetten om toekomstige parken zo in te richten dat er voldoende energie opgewekt kan worden, met zo min mogelijk impact op de natuur. Deze uitkomsten kunnen gebruikt worden door ontwikkelaars van windparken in heel Nederland, maar ook buiten onze landsgrenzen.”
De uitkomsten van het onderzoek worden eind 2020 verwacht.
Voorspelling vs praktijk
Tot nu toe wordt het vlieggedrag van roofvogels bij windmolens voorspeld door middel van modellen. Maar de praktijk wijst uit dat de theoretische modellen niet goed genoeg zijn.
In Delfzijl is al een pilot geweest met het zenderen van kiekendieven, waaruit bleek dat het type turbine van invloed is op het vlieggedrag van de roofvogels. Op basis van die pilot is besloten om bij het nog te ontwikkelen Windpark N33 te kiezen voor een ander type turbine.